- aanleggen
- {{aanleggen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [aanbrengen tegen/om] apply2 [doen overeenkomstig een doel] contrive ⇒ set/go about3 [bezig zijn tot stand te brengen] construct, build ⇒ 〈straat ook〉 lay, dig 〈kanaal〉, lay out 〈park, tuin〉, install 〈voorzieningen〉, build up 〈voorraad〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 een maatstaf aanleggen • apply a standardeen verband aanleggen • dress (a wound), bandage2 het zó weten aan te leggen dat … • contrive it so that …het erop aanleggen dat/om … • set out to …hoe leg ik dat aan? • how do I go about this?het met de buurvrouw aanleggen • start carrying on with the woman next doorhet met iemand aanleggen • 〈zich inlaten met〉 get involved with someone; 〈gemene zaak maken met〉 join forces with someone3 een spoorweg/weg aanleggen • construct a railway/roadeen verzameling aanleggen • start a collectioneen vuur aanleggen • lay a fireeen nieuwe wijk aanleggen • build a new Bestate/AdevelopmentII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [voor de wal komen] 〈vastleggen〉 moor, tie up; 〈aandoen〉 touch (at), berth2 [onderweg stilhouden] stop (off)III 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉1 [richten] aim♦voorbeelden:1 leg aan! • take aim!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.